Hoofdinhoud
De molen werd in 1818 gebouwd als lage stellingmolen (28 voet) voor rekening van Sijmon Reintjes Nienoort in 1852 volgde verhoging tot 38 voet (ca. 10 meter) in opdracht van A. Cost. Als eerste molenaar kan worden genoemd Jan Tjaard Rijkels (1798-1837) die de molen, in opdracht van diens schoonvader Sijmen Reintjes Neinoort in 1818 gebouwd, betrok. De molen werd op 12 februari 1821 verkocht aan Freerk Jans Mulder, een pelmolenaarszoon afkomstig van Rasquert, gem. Baflo en zelf toen molenaar te Kloosterburen waar hij op 4 februari 1820 trouwde met Alstje Jans Hoving. In 1831 werd zij weduwe en hertrouwde een jaar later met Albertus Cost; een domineeszoon en toen pelmulderknecht. Ook dat huwelijk werd door de dood overschaduwd: Alstje Jans Hoving overleed op 6 mei 1843, nog maar 43 jaar oud. Haar weduwnaar Albertus Cost hertrouwde in 1846 met Grietje Jans Hein. Vervolgens werd in opdracht van Cost de molen in 1852 tot 38 voet omhoog gebracht en liet hij het gedicht toen men in 1818 telde en Sijmon Reintjes Nienoort mij hier stelde ben ik na dertig jaar doorstaan van storm en gevaar met ruim drie ellen verhoogd onder mijn stelling aanbrengen.In 1864 kreeg de molen zijn vierde eigenaar: Albertus Geerts Fongers, geboren te Hornhuizen. In 1871 vertrok deze naar Middelstum waar hij broodbakker werd, zijn molen had hij verkocht aan Sikke Smedema. In 1913 werden behuizing, stalling en de molen met ruim 19 are grond gekocht door Geert Nienhuis (1883-1952), een molenaarszoon afkomstig uit Garsthuizen waar hij werd geboren in de monumentale boerderij naast de molen De Hoop. verkoper was Beerend Smedema. Diens vader Sikke Smedema - toen nog ongehuwd - had het gehele molencomplex te Kantens in 1871 aangekocht, trouwde twee jaar later, maar overleed al in 1879, slechts 41 jaar oud. Beerend Smedema (1873-1956) nam in 1898 het mulderbedrijf over van zijn moeder Siemondina Borgman; geboren op 18 januari 1844 te Kloosterburen. Als huishoudster had zij haar leven in het molenaarshuis te Kantens voortgezet. Geert Nienhuis zoon Pieter (1914-1992) trouwde in 1948 maar bleef in het ouderlijk huis wonen om het molenbedrijf samen met zijn vader voort te zetten. In de jaren 1954 en 1979 werd de molen gerestaureerd. De fa. Dunning begon in maart 2005 met een noodzakelijke restauratie. Op 19 mei werden de gerepareerde roeden weer gestoken en eind juni is de molen opgeleverd. In 2008 is de molen geheel opnieuw gedekt met riet. De molen draait en maalt geregeld; ook wordt hier het pelwerk nog wel ingezet. Een praktisch detail: aan weerszijden van de doorvaart onderin de molen bevinden zich op wagenhoogte z.g. halve zolders waardoor de wagens gemakkelijk gelost kunnen worden en er tevens extra ruimte is voor opslag.
Leuk om te vermelden is,
dat bij een renovatie een nieuwe gevelsteen is geplaats met een fout in de tekst, dit geeft de molen in de geschiedenis nog wat extra's. Uiteindelijk hoort dit ook weer bij de geschiedenis van de molen Grote Geert.